Wanneer zeggen we dat iemand zich heeft laten overbluffen?
We kunnen nu de volgende vraag stellen:
Als ik dezelfde vraag nu herhaal, maar ik vervang mijn verzonnen woorden door het normale Nederlandse woord `overbluffen', dan wordt de vraag:
Nu is het antwoord natuurlijk heel gemakkelijk geworden. Dat is overduidelijk ja. Het is nu natuurlijk een onzinnige vraag geworden, omdat het antwoord alleen ja kan zijn.
Volgt hieruit dat het antwoord op de eerste vraag ook ja is? Een verschil tussen de eerste en de tweede vraag is dat twee woorden, namelijk `ontwoorden' en `ontwillen', beide vervangen zijn door een overkoepelend woord, namelijk `overbluffen'. Bekijk een vraag waarin we één woord gaan vervangen door een overkoepelend woord:
Het antwoord hierop is nee. Nu vervangen we het woord `zoogdier' door het overkoepelende woord `dier':
Het antwoord hierop is ja. Dus het antwoord op een vraag kan veranderen als je een woord vervangt door een overkoepelend woord. De vragen zijn dus niet twee vormen van inhoudelijk dezelfde vraag.
Het andere verschil tussen de vraag met `ontwoorden' en `ontwillen' en de vraag met twee keer `overbluffen' is dat `ontwoorden' en `ontwillen' onbestaande woorden zijn en `overbluffen' een bestaand woord is. De indeling die ik heb gemaakt, wordt blijkbaar niet zo belangrijk gevonden, want anders zouden er wel woorden voor zijn. Veel mensen zullen van deze indeling niet gehoord hebben en hem ook niet zelf kunnen verzinnen. Iemand weet dan alleen:
Meer weet hij dan niet en dat zou hij erbij kunnen denken:
Maar op school leren we allemaal dat onzekerheid dom is. Dus bewust zijn van wat je niet weet wordt niet aangeleerd of zelfs afgeleerd. Mensen denken dan al gauw dat er zekerheid is:
Deze manier van denken noem ik de `istunnel': dit `is' overbluffen en dat `is' overbluffen dus onderscheid is onmogelijk.